Pijnappel (in) beeldende kunst0000.0011

 

Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Pijnappel": blz. 352

 

 frans

- Vogüé, Melchior de & Jean Neufville, Glossaire de termes techniques. Deel in de serie Íntroductions à la nuit des temps', nr 1. La Pierre-qui-Vire (Zodiaque), 1965. [478 blz. ISBN -].
Hierin blz. 357 ("Pomme de pin"; engels: "Fir-cone" - maar 'pine-apple' is ananas!, duits: "Pinienzapfen", italiaans: "Pigna", spaans: "Piña").

 duits

- Koch, Wilfried, Baustilkunde. Das grosse Standardwerk zur europäischen Baukunst van der Antike bis zur Gegenwart. München (Orbis), 1994. [528 blz. ISBN 3.572.00689.9] Hierin: blz. 475 (nr 574: "Pinienzapfen: bekrönendes, schmückendes Bauglied, antikes Fruchtbarkeitssymbol")

- Quiñones, Ana María, Pflanzensymbole in der Bildhauerkunst des Mittelalters. Würzburg (Echter), 1998cop. [292 blz. ISBN 3.429.01968.0]. (Originele uitgave: El Simbolismo de la flora en al arte altomedieval europeo, Madrid (Ediciones Encuentro), 1995) / Frans uitgave: Symboles végétaux. La flore sculptée dans l'art médiéval, Paris (Desclée de Brouwer), 1995) [295 blz. ISBN 2.220.03704.5]. De paginering is vrijwel gelijk aan die van de Duitse uitgave). Hierin "Der Pinienzapfen" [frans: "La pomme de pin"]: blz. 154-156 (afb.nr 100-106), 157-168, 169-173 (afb.nr 107-115) (latijn: Pinea, vrucht van de pinus silvestris; diverse soorten)